Psalm 139 en de gelijkenis van het verloren schaap

Psalm 139 en de gelijkenis van het verloren schaap

Lezingen: Psalm 139: 1-12 en Lukas 15: 1-10

Gemeente van de Heer,

Wij gebruiken onze woorden vaak uit gewoonte en zonder nadenken. Onze jongste mocht naar de ‘grote’ basisschool en was de eerste zaterdag zeer teleurgesteld dat de school dicht bleef. We hadden toch gezegd: ‘altijd’? Woorden gebruiken we gemakkelijk, en we maken ze zelden werkelijk waar.
God is er echt altijd. Psalm 139 geeft dat voor ons gevoel weer, en daarom is die psalm voor veel mensen belangrijk tijdens hoogte- en dieptepunten van het leven. Momenten dat je niet snapt, dat anderen zonder geloof, zonder een God die er altijd is, kunnen leven. Zonder een God, wie je niets hoeft uit te leggen – Hij is er altijd, en weet alles.
Maar klopt dat? Inderdaad, God is er altijd en Hij is dichtbij – maar is daar alles mee gezegd?

De gelijkenissen van Jezus hebben me hier de ogen geopend. Plotseling zag ik de beweging in de psalm. Vanuit het gezichtspunt van het schaap is de herder er altijd. Maar het gaat erom, dat de herder in beweging komt. Ieder huis heeft een vrouw in de antieke cultuur. Maar die vrouw gaat hier op zoek, en als ze vindt, geeft ze een feestje.
De beweging van zoeken en volhouden. Waar zal ik vluchten? Waar ik ook heen ga – God volgt mij. Zelfs in het diepste duister kan ik me niet verborgen houden. Niet omdat Hij toevallig overal en altijd is, dus ook in het duister. Maar omdat ik het duister opzoek, dáárom is Hij daar.
Dan begrijp je ook: U legt de hand op mij. De hand van de herder, de huisvrouw, die zoekt. En hoe gaat dat, als je zelf iets zoekt en je kunt het net voelen – dan lijkt het, alsof zo’n muntje achter de kast zich verzet tegen het vinden.
Is het met mensen ook niet zo? God vindt ons altijd, Hij wil de hand op ons leggen – maar hoe diep moet God zich niet voorover buigen, voordat Hij ons werkelijk vast kan pakken en wij niet meer weglopen?

Want wat wil die hand onder de kast waar wij ons achter verstoppen? God wil dat wij leven volgens zijn regels, onder zijn koningschap. En we weten, dat we dan veel dingen moeten loslaten waar we aan gehecht zijn. Onze rijkdom ten koste van armoede elders op de wereld. Onze ruzies en ergernissen ten koste van vriendschap en saamhorigheid. Onze eigen momenten en plaatsen van belangrijk zijn. Onder Gods koninschap gaat dat allemaal niet meer lukken. Wanneer willen we dat inzien?
In de praktijk gebeurt dat pas, als we hiervandaan moeten. Als al onze wegen letterlijk doodlopen, zijn we bereid God als koning aan te nemen. Als onze herder en onze huisvrouw. Daarom is Jezus gekomen. Niet alleen om de Schrift uit te leggen, maar ook om ons te zoeken tot Hij ons heeft gevonden. Daarom is Hij de dood in gegaan – niet meer redelijk. Maar de inspanning van de herder en die van de huisvrouw zijn ook niet logisch, en zeker economisch niet verantwoord. Maar de gelijkenissen geven aan, hoe belangrijk het voor Jezus is om ons te vinden. Daarvoor heeft Hij letterlijk alles over gehad. In het diepste duister is Hij geweest – en daar ziet Hij ons.

Wat betekent dat? Moeten we wachten tot we sterven? En tot die tijd ronddwalen als schapen, ons verstoppen als muntjes achter de kast? Gods koningschap uitstellen, ons erbij neerleggen dat het hier niets wordt?
Gelukkig hoeft dat niet. Zoals God ons zoekt, zo mogen wij Hem ook zoeken. En iedereen krijgt haar of zijn momenten, plaatsen en situaties, waarvan je weet: nu kan ik een stukje laten zien van hoe Gods regels werken. Nu kan ik iets laten zien van waar het allemaal om gaat. Daarmee vestigen we niet het Koninkrijk der hemelen op aarde. Maar we richten er een teken van op.
En werkelijk, ik geloof: elke keer dat we dat aandurven, dat daar iets van lukt – dan is het groot feest in de hemel. En iets van die feestvreugde krijgen wij te proeven.

Amen.

Ds. Liuwe H. Westra te Lollum

Lees hier de preek in het Fries