Kerk plaats van gevraagd en ongevraagd advies
de kerk: plaats van gevraagd en ongevraagd advies
Het hoort bij het leven: adviezen. Omgaan met adviezen ook, en dat valt niet altijd mee. Hoe iemand met adviezen omgaat, zegt ook heel veel over die persoon. Als je iemand beter wilt leren kennen, zou je diegene best eens even een goede raad kunnen geven, en kijken hoe de reactie is. Sommige mensen luisteren bij voorbaat nooit, omdat ze het liefst hun eigen plan trekken. In het sterkste geval komt het voor, dat iemand iets van plan is, en als iemand hem (of haar) hetzelfde aanraadt, daardoor toch besluit het niet te doen. Gjin raarder guod as minsken!
Advies geven of advies vragen veronderstelt twee dingen. Ten eerste: dat het uitmaakt wat je doet. De ene keuze is beter dan de andere. Wat je gaat doen, komt er op één of andere manier op aan, het is niet onverschillig. Als het allemaal niet uitmaakt, hoef je immers niemand te vragen, of lastig te vallen met jouw mening. Het tweede is: het gaat de ander aan, of het goed met je gaat of niet. Jouw keuze, die gevolgen heeft voor jou, is niet alleen jouw eigen zaak. De ander heeft ermee te maken wat er met jou gebeurt. Daarom mag je iemand om raad vragen. Daarom bemoeit iemand anders zich soms met jouw zaken. Raad vragen of raad geven is een teken van betrokkenheid.
Als zodanig hoort het advies dan ook thuis in de gemeente en in de kerk. Bij het geloof hoort, dat je zo nu en dan iemand om raad vraagt, en als het moet ook raad durft te geven. Het behoort immers tot de kern van het geloof, dat mensen een bestemming hebben. God heeft ons voor het goede geschapen, en Hij wil dat we daarvoor kiezen. Zoals Mozes aan het eind van Deuteronomium dramatisch uitspreekt: “Ik houd u heden het goede voor en het kwade, het leven en de dood. Kies dan het leven!” En dan durven sommigen de Bijbel ook nog een saai boek te noemen!
Op ieder mensenleven ligt dus een ontzaglijke verantwoordelijkheid, want ieder mensenleven is voor God van dezelfde, oneindige waarde. Jezus heeft voor iedereen geleden, niet voor een selecte groep. De keuzes die we maken met ons leven zijn dus ontzettend belangrijk. Dat is het drama van Adam en Eva: dat zij mochten kiezen te doen waartoe God hen geroepen had – en dat ze iets anders hebben gekozen. Adam en Eva zijn alle mensen, zijn wij: ook wij mogen kiezen.
Soms valt het echter niet mee het goede te kiezen, of zelfs maar te zien wat het goede is. Dan heb je raad nodig. Daar heb je ook recht op, want God geeft ons als gebod dat we het lot van de ander even belangrijk moeten vinden als dat van onszelf. Maar we hebben ook de plicht, tenminste als we onszelf gelovig willen noemen, de raad van een ander, ook als we er niet om hebben gevraagd, volstrekt serieus te nemen. Een bekende uitspraak van een Joods filosoof is: in het gezicht van de ander is het gezicht van God te ontdekken. Veel mensen denken daarbij aan de ander, de naaste, die een beroep ons doet. Mensen in nood, slachtoffers van rampen en onrecht, mensen voor wie we bidden. En inderdaad: nooit hoor je Gods gebod scherper en duidelijker, dan wanneer je iemand die vanuit een hulpeloze situatie een beroep op je doet, recht in de ogen kijkt. Maar het geldt ook voor ongevraagd advies. Ook dan kan de stem van de ander de stem zijn van God. Want God is een god die zich met mensen bemoeit, omdat mensen Hem aangaan. En daar gebruikt Hij mensen voor.
Ik vind het dan ook goed, dat we in de gemeente regelmatig naar elkaars mening vragen. Wie weet horen we de stem van de Eeuwige! En dan mogen we ook meteen bidden om de gave van onderscheid, want juist in een groter verband hoor je ook altijd meer meningen.
Wat bijvoorbeeld opvalt, is dat mensen vaak advies vragen als ze onzeker zijn. Dat is op zich volkomen begrijpelijk, maar juist in die situaties werkt een advies vaak niet. Immers, wie onzeker is, vraagt ook een tweede en een derde advies, en weet vervolgens niet meer wat hij of zij doen moet, omdat de adviezen verschillen. Een advies serieus nemen betekent: de ander serieus nemen, en dus ook durven afwegen waarom je denkt dat de ene je beter kan helpen de juiste weg te vinden dan nummer twee. Maar wie onzeker is, is meestal onzeker over zichzelf. Durft zelft de juiste weg niet in te slaan, helemaal geen weg in te slaan, uit angst dat het de verkeerde is. En vraagt dan ook vaak raad aan iedereen, behalve de persoon die er misschien verstand van heeft. Zo ontstaat zomaar de situatie van Prediker 9: 15.
Waarover vragen mensen bijvoorbeeld een predikant een meditatie te schrijven? Over de wijsheid van Salomo of het penningske van de weduwe. Maar nooit over beleidszaken van de gemeente, wat we moeten doen om van de rand en de kern van de kerk weer één geheel te maken, SoW-zaken … Maar juist daarom zitten we samen in deze gemeente! Een gemeente is geen ding waar je geld in stopt en waar preken en leuke activiteiten uitkomen. Een gemeente is een verzameling van mensen die weten dat God hun iets te zeggen heeft. ‘Spreek, Heer!’ zingen we dan – maar menen we altijd de rest van de regel: ‘uw gemeente hoort’?
Zo is het ook met onze plaats binnen de Protestantse Kerk. Ook daar is de ene gemeente de ander gegeven om raad te vragen en raad te geven. Ook een landelijke kerk is niet iets waar je financieel inplugt, om er dominees of kerkelijk werkers voor terug te krijgen. Je krijgt je zustergemeenten op de koop toe. En iedere gemeente is op een weg en van iedere gemeente worden er keuzes gevraagd. Die keuzes zijn niet onverschillig, ze zijn ten goede of ten kwade. Het Evangelie wordt erdoor gehinderd of bevorderd. We verkondigen Jezus of maken Hem onherkenbaar. We komen dichter bij Gods Koninkrijk, of we zijn juist dwalende. Bij zulke keuzes zijn de gemeenten om ons heen, soms bij monde van de landelijke kerk, onze naaste. We mogen hen om raad vragen, en ons door hen laten aanspreken, gevraagd en ongevraagd.
En ook als gemeente horen we wel eens dingen, die ons niet bevallen, die tegen het zere been zijn, of waar we op het eerste gezicht niet veel mee kunnen. En hoe we dan omgaan met de raadgever en met het advies, daaraan kunnen we zien wat Gods Koninkrijk op dat moment echt voor ons betekent.
Liuwe H. Westra (oktober 2009)